De eerste keer dat ik in de jardin wandelde, zag ik een ietwat verwilderde siertuin, met wel 8 tuinkamers, waaronder een rozentuin en een stukje bos. Het leuke was dat er al een aantal fruitbomen stonden en een netelbosje met frambozen, en dat stuk gazon, wel daar kon ik nog massa’s eetbaars in kwijt, met andere woorden : een tuin met potentieel . Net zoals vele anderen die door de permacultuurmicrobe werden gebeten, droomde ik immers van een voedselbos. Een plek waar je, door de ecosystemen van een bos te imiteren, maar dan met eetbare en vruchtdragende planten en bomen, gespreid over alle mogelijke groeilagen, een massa aan divers voedsel kan produceren, het hele jaar door en met een veel lagere energie-input dan wanneer je bijvoorbeeld een moestuin van dezelfde omvang zou onderhouden.
Nu ik ieder hoekje van de jardin ken en alle literatuur die ik kon vinden over voedselbossen heb doorgenomen, weet ik dat ik niet langer hoef te dromen van een voedselbos, ik heb er al één. De jardin mag dan oorspronkelijk ontworpen zijn als siertuin met een knipoog naar zijn verleden als boomgaard, toch zijn er verschillende redenen waarom ik het een voedselbos durf te noemen. Een kleine inventaris van de meest voor de hand liggende “voedselgewassen” levert het volgende lijstje op : 7 appelbomen, 6 pruimelaars, 2 zoete kersen, 1 kerspruim, 1 mirabel, 2 notelaars, 5 hazelaars, 1 mispel, 1 zelfbestuivende kiwi die goed vrucht draagt, 1 vijg, 2 druivelaars, een niet nader te bepalen aantal vlieren , witte, rode en blauwe trosbessen, bosbessen, bosaardbeien, gele zomer- en rode herfst-frambozen , bramen en 2 krentenboompjes. Daarmee houdt het echter niet op, van de verschillende soorten kornoeljes die er staan zijn er 4 met eetbare vruchten, namelijk 2 gele kornoeljes en de 2 japanse kornoeljes. In de gemengde haag vind je o.a. sleedoorn, meidoorn, eik, zure kers, lijsterbes, hondsroos, vogelkers en wilde appel, allemaal vruchten die je tot iets eetbaars kunt verwerken. Dat je in de lente berkensap kunt aftappen wist u waarschijnlijk al , maar dat het jong blad van beuk en linde ideaal zijn voor de sla is misschien nieuw voor u. En wist u dat het blad van op zijn minst één van de hortensias, de hydrangea macrophylla, door boeddhistische monniken wordt gebruikt om de thee te zoeten, of dat de bloem van de sering best wel lekker is als je het door een deegje haalt. Niet alle bomen en struiken die in de jardin staan zijn eetbaar, maar toch zijn ze op één of andere manier van nut. Ik ben bijvoorbeeld niet geneigd om van de gouden regen te gaan snoepen, maar als lid van de vlinderbloemfamilie is hij wel in staat om stikstof in de grond te fixeren en is daarmee ook zijn buren van dienst. We noemen we hem hier de zoemende boom, want eenmaal in bloei trekt hij zoveel bijen en hommels aan, dat het echt lijkt alsof het de boom zelf is, die staat te zoemen. De robinia is ook zo’n stikstoffixeerder en ik durf al wel eens vloeken als ik weer een uitloper tegenkom op een plaats waar het me niet zint, maar eigenlijk volstaat het zo’n uitloper af te knippen en ter plaatse te laten vergaan om opnieuw de bodem voeden. De knotwilgen en populieren beschermen de jardin niet alleen tegen de wind, maar zijn tegelijkertijd nestplaats voor tal van vogels, zorgen er voor dat de jardin er niet te nat bij ligt tijdens regenachtige periodes, hun vallend blad in de herfst is een warm en voedzaam mulchdeken voor de wintermaanden, het geknotte hout gebruiken we als brandhout en de takken durf ik in een creatieve bui al eens te verwerken in een vlechtwerkje. De vele soorten viburnums mogen dan alleen eetbare besjes produceren voor vogels, er is er altijd wel eentje die prachtig staat te bloeien of een heerlijk parfum verspreidt, en zeg nu zelf , wie kan er iets op tegen hebben dat oog en neus ook verwend worden. De uit de kluiten gewassen sneeuwbes achterin de tuin herbergt het jaar door een aantal winterkoninkjes en de kardinaalsmuts en spaanse aak worden gretig bezocht door hongerige vogels. Zelfs de boerenjasmijn staat er niet alleen mooi te wezen , maar de bladeren bevatten zoveel saponines dat je ze als zeepvervanger kunt gebruiken.
Ik heb nu nog alleen maar bomen en struiken de revue laten passeren, maar onder de grond en in de kruidlaag heeft de jardin ook heel wat eetbaars te bieden. Naast de gekende keukenkruiden zoals tijm, rozemarijn, citroenmelisse, allerlei muntsoorten en wilde marjolein, de vaste groenten zoals rabarber, asperge en artisjok, of de eetbare “onkruiden” zoals brandnetel, zevenblad, vogelmuur, hondsdraf, paardenbloem, madeliefjes, berenklauw, nagelkruid (onkruid nr.2 in de jardin) en kaasjeskruid, telt de jardin tal van eetbare bloemen : daglelie, hosta (een gewone groente in japan), hemelsleutel (niet de bloemen maar het blad) muskuskaasjeskruid, alle campanula soorten, damastbloem, maarts viooltjes, pinksterbloem, maar ook de rozen, of wat dacht u van een akeleiblad in de sla (wel van de zaden afblijven). En wat we zelf niet eten is voedsel voor bijen, hommels en andere insecten, van het longkruid en de sleutelbloem in het vroege voor jaar tot de asters in het najaar. De bovenstaande lijstjes zijn allesbehalve compleet en dan heb ik het nog niet gehad over de eetbare vaste planten die ik zelf aan het zaaien ben of straks ga uitplanten.
Toch maakt de jardin de belofte van tuin van overvloed nog niet helemaal waar. Er zijn hier en daar een paar mankementjes in het ontwerp. De zoete kersen, bijvoorbeeld, zijn overheerlijk, maar je mag geen hoogtevrees hebben als je er van wil snoepen, bijgevolg zijn het vooral de houtduiven die er van genieten. De grote bomen werpen ook te veel schaduw op een perelaar en tal van bessenstruiken, waardoor deze amper fruit dragen. Vroeg of laat zullen we moeten beslissen over het lot van deze fruitbomen, maar niet vooraleer we ze op een andere plek hebben vervangen, zie het als het imiteren van de natuurlijk successie in het bos, waar ook al wel eens een boom sneuvelt en plaats maakt voor ander soorten. De hazelaars zien er dan wel ieder jaar uit alsof ze kunnen figureren in een publiciteitsfilmpje voor Nutella , maar het zijn vooral de larves van de hazelnootboorder die de oogst naar binnen werken. Er zijn alvast “kippentunnels” gepland, zodat de dames straks gericht kunnen gaan scharrelen in een poging deze pretbedervers wat in te tomen. Ook de bosbessen zouden een zonniger en zuurder plekje kunnen gebruiken. Kleine dingen eigenlijk, waarvoor op tijd en stond de gepaste oplossing zich wel zal aandienen.
voedselbosje in maart
trosbessen
kiwi
De voornaamste reden waarom wij als bewoners van de jardin nog niet volop genieten van de aanwezige overvloed, is het gebrek aan kennis en ervaring op het vlak van bewaren en prepareren, maar ook onze eetgewoontes zijn gewoon niet aangepast aan wat de jardin ons allemaal te bieden heeft. Terwijl we in de loop van de zomer de kersen, aardbeien, frambozen en trosbessen nog de baas kunnen , verzuipen we vanaf het einde van augustus eerst in de mirabellen, dan de pruimen, vervolgens in de appelen, peren en herfstframbozen en dat blijft duren tot eind oktober. Buren, vrienden en familieleden krijgen elk hun deel, en we maken sap, moes en confituur, maar het is nog steeds een zoektocht naar de juiste methodes, perfecte organisatie en lekkerste recepten. Zo staan er nog steeds 10 potten frambozenconfituur in de berging waar niemand echt zin in heeft. Vorige week heb ik nog twee kisten appels op de composthoop gekieperd, die stilletjes aan begonnen te gisten en ondanks bescherming blijkbaar toch bereikbaar waren voor inventieve merels. Dat mijn pogingen om de wat ongewonere groenten aan de man te brengen niet altijd even succesvol zijn, kon en kan u volgen in de “Eten uit een wilde tuin” reeks. Toch blijf ik geloven dat binnen niet onafzienbare tijd de jardin onze voornaamste voedselleverancier zal zijn.
framboos, appel en mirabel op een mulchbedje van zelfgemaaid hooi
Om terug te komen op de titel, eetbare siertuin of voedselbos, volgens mij doet het er blijkbaar niet zo veel toe welke naam het beestje de tuin krijgt. De vele sierplanten en struiken in de tuin dragen niet alleen bij tot de diversiteit, maar zijn in andere oorden dikwijls een dagdagelijks groente of fruit. Het belangrijkste onderscheid zit hem volgens mij in de energie die je besteedt aan het onderhoud. In een voedselbos is het de bedoeling dat de tuin zich door het imiteren van natuurlijke processen tot op zeker hoogte zelf onderhoudt, in tegenstelling tot de gemanicuurde siertuin. Toen we de jardin ontdekten stond het onderhoud al enkele jaren op een laag pitje en ik kan me niet van de indruk ontdoen dat dit de weerbaarheid van de tuin een boost heeft gegeven, want juist die planten die er op hun plaats zijn doen het goed, zonder extra zorg. Dat gebrek aan onderhoud is ook de diversiteit ten goede gekomen, want ieder seizoen ontdek ik weer nieuwe wilde soortjes die met het wegvallen van zorgenkindjes en een minder rigide snoei, wied en maai regime vrijgekomen niches weten in te palmen. Mijn persoonlijke voorkeur gaat trouwens ook uit naar een tuin die niet van het gladgeschoren type is, net zoals ik mijn man ook knapper vind met baard, zelfs al prikt het nu en dan misschien een beetje.
Oh , ja , het is voor mij zo vanzelfsprekend dat ik er gewoon niet aan denk om het te vermelden, maar in de jardin wordt niet gespoten met pest-, herb- of andere iciden. Ook kunstmest is volledig uit den boze, de jardin is voor het voeden van zijn bodem 99% zelfvoorzienend. Enkele kruiwagens ezelmest, opgehaald bij de buur zo’n 200 meter verder, verwerkt in de compost, zijn zowat het enige extraatje en zelfs dat is alleen bestemd voor de moestuin met hongerige eenjarigen.