Over bomen, geesten en jongensdromen

Herfst.  Is het het warme licht, die vooral bij zonsondergang sprookjesachtige schaduwspelletjes met hun takken speelt of zijn het de veranderende kleuren van hun stilletjes aan afstervend bladerdek ?   Hoe dan  ook ,  opeens wordt mijn aandacht getrokken door de  bomen in de jardin en besef ik  weer dat  zij het  zijn die voor de fabelachtige sfeer  zorgen .

Er zijn onder andere Forest en Wood, twee zwarte populieren die als bakens boven de jardin uittorenen, terwijl je je afvraagt wat ze allemaal onderaan hun voet huisvesten.

DSC_0210.JPG

DSC_0320 (1).JPG

Of de iep(en) op de zuidgrens van de jardin, waarin ieder jaar weer kool- en pimpelmeesjes nestelen.  Twee stammen, vlak naast elkaar, geen idee of het om dezelfde boom gaat of om een moeder en haar kind. Bijzonder schijnen ze wel te zijn, ik hoop  dan ook dat ze mogen gespaard blijven van de iepenziekte.

DSC_0287.JPG

Vlakbij staat een grillige notelaar, scheefgegroeid en gehavend door de overheersende zuidwestenwind en vallende wilgenstammen, maar nog steeds overvloedig noten producerend.

DSC_0313 (1).JPG

Enkele stappen verder zie je de oude Belle Fleur  appelboom. In haar winterse outfit met kale knokige takken, uitgeholde en knoestige stam,  denk je dat ze ten dode is opgeschreven, maar in de lente transformeert ze tot een reusachtige barbapapa van roze bloesems en in de herfst zorgt ze  trouw voor kilo’s en  kilo’s appels.

DSC_0315 (1).JPG

In de oostelijke haag van de jardin is het een beuk die hoge ogen gooit.

DSC_0285.JPG

Aan de  noordkant staat de linde  centraal, als een  mooie en wijze voluptueuze vrouw van middelbare leeftijd.

DSC_0247.JPG

Ik weet het niet precies, maar ik vermoed dat deze prachtige bomen  zo’n 80 à  100 jaar geleden werden geplant, geschat op basis van hun stamomtrek (op borsthoogte  gemeten gedeeld door 2  of  4  voor de wilgen en populieren omdat die sneller groeien). Ook de knotwilgenrij waar ik het  hier al eerder over had zal tegen deze, voor ons respectabele leeftijd, aanlopen.  Wie “Het verborgen leven van bomen” heeft gelezen beseft dat sommigen onder hen  eigenlijk nog pubers zijn, maar toch  stralen ze een mysterieuze wijsheid uit  en gebeuren er soms van die dingen die de fantasie op hol doen slaan.

De wilgencirkel bijvoorbeeld. Het moet een kleine 20 jaar geleden zijn dat de zonen van de vorige eigenaar een tipi  bouwden van wilgentakken. Na een zomer speelplezier, werd de cirkel vergeten en tegen het voorjaar hadden de takken wortel geschoten, sindsdien  bleven ze doorgroeien en overschaduwden ze de noordgrens van de tuin. Mooi hoor, net goed voor een hangmat of als profielfoto voor de jardin in de digitale wereld, of om een boomhut in te bouwen of… maar eigenlijk, ergens in ons achterhoofd, wisten we dat de wilgencirkel in de weg stond voor  andere ideeën.

P1010371.JPG

De wilgencirkel is niet meer. Een jongensdroom werd volwassen.  De regenputman kwam langs met zijn gravende machine om een stukje grond  klaar te maken voor de bouw van de lang gekoesterde kinderwens.  “Ik haal die bomen wel even weg, met  wortel en al” zei hij en de man en ik keken elkaar geschrokken aan.  Toch  lieten we hem begaan, want zelf durfden we het niet, maar wisten we dat het niet anders kon.  De stammen vielen en de stronken werden met wortel en al uit de grond gescheurd, om daarna een beetje achteloos op een hoop  te worden gegooid.

Nu wijst een boomgeest van wat nog overblijft van de wilgencirkel, boos en verwijtend naar de reden van de ondergang.

DSC_0346.JPG

DSC_0347.JPG

Ondanks de nog onafgewerkte staat genieten we hier nu toch al enkele avonden  van een zon die met het heuveltje op de achtergrond lijkt te versmelten voor het licht helemaal uitgaat.

DSC_0339.JPG

DSC_0315.JPG

DSC_0335.JPG

Sneak peek

Het is altijd deel van “ons plan” geweest om de jardin op één of andere manier open te stellen voor bezoekers en gasten.  De  exacte formule staat nog niet helemaal op punt , dat wordt ons winterproject, maar  een link met onze dada’s, permacultuur en ons bescheiden Keniaans project zal er zeker deel van uit maken.   De   lente en  zomer  hebben we dan ook   volop gebruikt   om  de “accommodatie”  rond  te krijgen, zeg maar.

Nee, helemaal af is het nog niet, maar we zijn apetrots op wat we de afgelopen zes maanden voor elkaar hebben gekregen :  we gebruiken voortaan uitsluitend regenwater,  de badkamer is eindelijk die naam waardig, twee extra kamers konden in gebruik genomen worden, zonnepanelen produceren sinds enkele dagen een groot deel van onze elektriciteit, de volledige elektrische installatie diende  en passant  vernieuwd (pff, ik ruim nog steeds het stof), de jardin kreeg zijn eigenste persoonlijke  toe- en ingang en de  extra (gasten)kamer die we bij wijze van inside joke  “dispensaire “* noemen, kreeg  een eigen trap met terras.   Een plek van waaruit je  de vogels die de jardin aandoen, buitengewoon goed  kan gadeslaan.   “As we speak write ” wordt  helemaal achter in de tuin de  kers op de taart gezet. Voor deze kers sneuvelden helaas een aantal bomen en struiken, maar ze krijgen uiteraard een nieuwe functie, als stekmateriaal, brandhout, insectenhotel, vlechtmateriaal, bladaarde, composttoilet materiaal, mulch, houthakselpad, takkenril,…

Enkele impressies badend in  herfstlicht .

Wordt uiteraard vervolgd.

 

(*) dispensaire:  geen vertaling  beschikbaar van frans naar nederlands.

  • uitgebreide vertaling : dispensé : vrijgesteld – aire : territorium , leefgebied 
  • verwijzing naar een gedenkplaat gezien in een Brussels café met de vermelding van een   “dispensaire des artistes”  opgericht  door Koningin Elisabeth .
  • Synoniemen voor “dispensaire”: infirmerie; hôpital; hospice; asile; clinique; maternité; sanatorium 

 

Missers van het seizoen (2)

De titel van mijn vorige log deed het u al vermoeden : het vijvertje was echt niet het enige experiment die niet het verhoopte resultaat opleverde.

Plantengilde met look

Tot ver in april gebruikte ik nog dagelijks mijn eigen gekweekte look. De oogst van vorig jaar was prachtig geweest en de hele winter plukte ik lookbollen van een viertal mooie vlechten, die in mijn keuken aan de houten balken hingen te pronken. Ik was zo opgetogen over het feit dat ik, tenminste wat de look betrof, mezelf zelfvoorzienend mocht noemen, dat ik al in de prille lente uitkeek naar hoe ik  de teelt van look en mijn  bewaarmethode hier uitgebreid  in beeld en woord zou uitsmeren. In oktober vorig jaar verzamelde ik zo’n 150 dikke tenen om het allemaal nog eens over te doen. Eén klein probleempje : de bakken waaruit mijn moestuin toen nog bestond , zouden kort erop ontmanteld worden, waar moest ik die teentjes nu kwijt. Nu had ik ergens  gelezen dat allium soorten een “goede buur” vormen voor planten uit de rozenfamilie. De look zou een positieve invloed moeten  hebben omdat  woelmuizen er niet  van schijnen te  houden en ze een schimmelwerende werking hebben. Voilà : de oplossing  ! Ik had de zomer ervoor  de frambozen en fruitbomen  stevig gemulchd met hooi. Dat was namelijk een oplossing  voor het probleem “wat doe je met gras wanneer je het veel te lang hebt laten worden” : nadat de  man met de zeis (nee, nee, niet pietje je weet wel, maar mijn man in dit geval)  is langs geweest,  laat je het eerst een poosje liggen, totdat je beseft dat het gazon eronder er helemaal niet meer uitziet zoals het hoort. Je noemt het hooi en verplaatst het naar de dichtst bijzijnde fruitboom, kwestie van het zonder te veel moeite snel  weg te hebben.  Het resultaat was zeer bevredigend :  de brandnetels die  de vorige jaren de grote pretbedervers waren bij het oogsten van  frambozen, appels en pruimen bleven onder controle en onder de laag hooi lag er mooie rulle aarde waarin  regenwormen en ander klein grut de tijd van hun leven hadden.  Ideaal om lookteentjes te planten.

DSC_0950

Terwijl ik  de teentjes in groepjes van vijf  in de grond stak zag ik het al voor me :   het herfsframbozen perk  zou al vroeg in het jaar  groen zien van de looksprieten en vanonder   de appel en pruimelaars zou ik in de  zomer megaknollenoogsten.  Het werd april en ik werd er zowaar zelfgenoegzaam van om die bosjes groen loof vol lookteentjesbelofte  onder de fruitbomen te zien groeien.

P1010837 (2).JPG

Nu is mulchen een fantastische methode, je voedt er de bodem mee en onderdrukt onkruid, als je het blijft doen tenminste. Want die bodem voedt dus ook die meerjarige kruiden waar je doorgaans “on” voor zet. Dat mulchen had ik dus niet herhaald en tegen mei tierden brandnetel, kruipende boterbloem en berenklauw  welig tussen de frambozen en rond de appelbomen, mijn looksprieten waren nog amper zichtbaar. Een eerste teken van mijn misser diende zich aan,  tijdens een vlijtige wiedsessie sneuvelden voortijdig al een aantal lookbollen.

Ik heb het er hier al  over gehad, de daaropvolgende maanden kreeg de tuin vooral veel regen te verwerken en bijzonder weinig aandacht. Ergens in juli herinnerde ik mij dat het moment om look te oogsten aangebroken was.  Op handen en voeten zocht ik tussen het  lange  natte gras op die plekken waarvan ik dacht dat ik er teentjes in de grond had gestoken. De stengels waren al gaan liggen, maar bleken in een aantal gevallen nergens meer aan vast te hangen …euh, woelmuizen misschien, die hadden toch een hekel aan look ?!  Heel wat knollen bleken al opengebarsten  en  op die exemplaren waar bol en stengel nog een geheel vormden, waren enkel  verkleinwoordjes van toepassing.

DSC_0009.JPG

Niks , geen leuk logje over mooie volle lookvlechten aan de eiken balken in de keuken : 51 armtierige lookbolletjes,  net een derde van wat ik gehoopt had te kunnen oogsten. Bij het te drogen , bleek ook de preimot sneller geweest te zijn dan ik, daarvan getuigden de kleine bruine popjes die op het werkvlak achterbleven.

En wat hebben we geleerd ?

Als je mulcht kun je beter blijven mulchen, anders is het een maat voor niets.

Dat plantengildes  of combinatieteelt goed kunnen werken  geloof ik nog steeds. De veel te natte zomer kan immers ingeroepen worden als verklaring voor deze misser, de uien en sjalottenoogst was dit jaar ook al niet om over naar huis te schrijven en die stonden wel netjes in de moestuin. Toch was het waarschijnlijk niet zo wijs om een gewas waarvan je vooral het ondergrondse gedeelte wil oogsten, zoals look,  tussen oppervlakkig wortelende fruitgewassen te zetten. Waar het één groeit kan het ander namelijk niet groeien.  Bieslook of Welsh onions waren waarschijnlijk een betere keuze geweest als buur uit de alliumfamilie voor mijn appels , pruimen en frambozen, omdat het  de bovengrondse delen zijn die we willen en  je ze ook nog eens laat bloeien, waardoor ze de functie van insectenlokker kunnen vervullen. Bloei bij look is nu niet meteen  iets wat we bewust willen.

Als ik straks tegen eind oktober weer teentjes in de grond steek zal het in de moestuin zijn,  tijdig gemulchd en mooi in het zicht,  zodat ik ze op tijd oogst en het duidelijk is waar ik ze heb geplant.  Zoals ik al schreef  hoeft deze ervaring niet meteen representatief te zijn voor het succes van de combinatie fruit/look .  Ik haal er voor mezelf vooral uit dat oogstgemak een niet  te onderschatten element zal zijn bij mijn volgende tuinplan.

Ik hoop wel nog dat deze misser een staartje krijgt. Ik ben er namelijk zeker van dat er een aantal  bollen nog steeds ergens onder in de grond onder die fruitbomen zitten en ik ben heel erg benieuwd  wat dat volgend jaar zal geven.